Dat Sander van Lopik, sleutelend aan zijn thuisaquarium, ooit namens Diergaarde Blijdorp op Bonaire zou belanden, had hij niet durven dromen toen hij begon met zijn opleiding tot dierverzorger. Nu vaart er een door hem bedachte drijvende vissenkwekerij in de wateren rondom die bijzondere gemeente van Nederland in het Caribisch gebied. Klein van omvang, maar met een groot doel: ervoor zorgen dat het ecosysteem koraalrif „tot in het einde der tijden” blijft bestaan.
Sander van Lopik (32) lacht er hartelijk bij als hij dit vertelt, in zijn kantoor boven het Oceanium van de Rotterdamse Diergaarde Blijdorp. Daar kreeg hij de ruimte om zijn fascinatie voor koraal de vrije loop te laten en zijn eindeloze stroom associaties en ideeën te vatten in RoffaReefs, begonnen als start-up die zich nu als een programma onder de vlag de dierentuin inzet voor koraalbehoud. Niet door koraal te herstellen of te kweken, zoals op andere plekken gebeurt. Maar door zich te richten op de onmisbare bewoners van koraal: vissen. En te onderzoeken hoe vispopulaties bij riffen kunnen worden vergroot.
De drijvende vissenkwekerij op zee bij Bonaire.
Foto RoffaReefsWant mensen vergeten vaak, zegt van Lopik, dat koralen niet alleen op zichzelf kunnen bestaan. „Vissen zijn een essentieel onderdeel van dat ecosysteem. Boven water heb je jagers, grazers, omnivoren, onder water is dat niet anders. Neem de doktersvis, dezelfde als Dory uit de gelijknamige Disneyfilm: de tuinman van het rif. Hij graast in wat ik ook wel de koraaltuinen noem. Door de algen en wieren die op de koraalskeletten groeien af te knabbelen, zorgen zij ervoor dat die tuinen niet overwoekerd raken. Zo houden ze de boel in toom.”
In een aquarium ter grootte van een fors tv-meubel laat hij zien hoe dat in zijn werk gaat. Daarin groeien verschillende koraalsoorten in alle kleuren, die in het wild niet, maar hier wel bij elkaar leven samen met allerlei vissen – waaronder de kubuskoffervis, de juffer („de mooist gekleurde rat van de zee”), de papegaaivis en de doktersvis. „Dit aquarium heeft al meer bewoners dan heel Rotterdam bij elkaar”, zegt Van Lopik, wijzend op talloze poliepjes, wiertjes en onzichtbare micro-organismen die samen een zelfonderhoudend ecosysteem vormen.
Koraalriffen behoren tot de meest biodiverse ecosystemen ter wereld. Door de opwarming van de oceanen, als gevolg van klimaatverandering, door overbevissing en toerisme sterven koraalriffen in rap tempo af. Wereldwijd is nu nog zo’n 50 procent van het levende koraal over, volgens schattingen kan dat over tien jaar nog slechts 15 procent zijn. „Het ecosysteem koraal stort nu wereldwijd in elkaar, dat kunnen we zien”, zegt Van Lopik. „Misschien triggert dat ook wel de balans van het hele ecosysteem van de oceanen, we weten het niet.”
Van Lopik raakte in de ban van het onderwaterleven tijdens zijn vele stages tijdens zijn opleiding tot dierverzorger, en in Burgers Zoo, waar ze het grootste levende koraalrif van Europa huisvesten. Het viel hem op dat de aquaristen zó veel weten over de afzonderlijke vissen en dat hun functie vaak uitgebreid is beschreven. Maar dat er tegelijkertijd zo weinig kennis is over hun rol in het grotere ecosysteem.
„We kijken met een helikopterblik naar het rif en zien wel dat die vis daarin een belangrijke functie heeft”, zegt Van Lopik, die benadrukt dat hij zelf geen wetenschapper is, „maar tegelijk kijken we niet naar wat die vis nodig heeft om daarbinnen te kunnen leven.” Een merkwaardige blinde vlek, vindt de boomlange Van Lopik („ik ben 1,99 meter”), die zichtbaar denkt, met een beweeglijke mond en ogen die alle kanten op vliegen. „Zo weten we van heel veel vissen nog niet eens precies wanneer ze zich voortplanten. Hoe kun je vissen helpen als je het begin van hun leven niet eens goed kent en begrijpt?”
We laten zelfs herbivoren vis eten, terwijl ze dat in het wild nooit zouden doen
Zijn inzicht dat het aan die kennis ontbreekt, bracht Van Lopik ertoe zich te storten op het kweken van vissen ín zee, in plaats van zeecondities in een bak na te bootsen. Dat klinkt eenvoudig, toch was het niet eerder gedaan. Ook Van Lopik begon in het aquarium, waar hij anderhalf jaar vergeefs probeerde koraalduivels groot te krijgen. De eitjes haalden nooit meer dan acht dagen. „Dat komt, denk ik, omdat we vissen in aquaria geven wat wij hebben, ook al sluit dat niet aan bij hun behoeften”, zegt hij. „In plaats van te kijken naar wat die vis eigenlijk nodig heeft.”
Kijk alleen al naar het voer dat vissen krijgen, zegt Van Lopik. In de opslag van Blijdorp laat Van Lopik een emmer visvoer zien. Ingrediënten: vis en visderivaten – zonder duidelijke herkomst. „We laten zelfs herbivoren vis eten, terwijl ze dat in het wild nooit zouden doen”, zegt hij. Onderzoekers vonden in Amerikaans dierenvoer al resten van bedreigde haaiensoorten, en Van Lopik vermoedt dat hetzelfde geldt voor vismeel. Daarom ontwikkelde hij vegan visvoer, de eerste stap van RoffaReefs. Ook ontwierp hij een 3D-geprinte ‘ruif’ waarmee vissen grazenderwijs kunnen eten, net zoals op het rif, in plaats van in één keer al het voer naar binnen te schrokken.
Dankzij 3D-geprinte ‘ruiven’ kunnen vissen grazend eten, net zoals op het rif.
Foto Walter HerfstZijn volgende stap was de viskwekerij. „We weten hoe vissen zich voortplanten”, zegt Van Lopik, „ze schieten hom en kuit – ofwel eitjes en zaadcellen. Die laten vissen in een keer los, waardoor er een wolk ontstaat. Als die samenkomen, worden het eitjes, die met miljoenen andere eitjes door de oceaan drijven. Ik noem het ook wel ecosysteemsoep. Het punt is: in tegenstelling tot de dierentuin, waar een beperkt aantal vissen wonen, weten we in de oceaan van veruit de meeste visseneitjes niet van welke vis ze afkomstig zijn. Die kennis bestaat simpelweg niet.”
Gelijktijdig met de lancering van het drijvende kweeksysteem op Bonaire, waarin zelf gevangen visseneitjes in een beschermde omgeving de eerste week van hun leven doorbrengen, zodat ze meer kans op overleving hebben, begon RoffaReefs daarom ook een database van visseneitjes. „Op eggs-peditie gaan, noem ik het”, grinnikt hij. Daarin leggen ze op basis van dna-tests vast welke eitjes ze vinden en hoe die eruit zien. „Van de 350 vissoorten waarvan bekend is dat ze bij Bonaire voorkomen, plant 80 procent zich pelagisch voort [waarbij de eitjes in open water worden losgelaten]. Daarvan was van twaalf soorten bekend hoe de eitjes eruit zien, twaalf!” zegt Van Lopik. „Dat aantal hebben wij in de afgelopen drie jaar verdubbeld.”
Een onderdeel van een prototype van de drijvende vissenkwekerij.
Foto Walter HerfstDe sociale context waarbinnen die natuur bestaat, wordt vaak vergeten
Op Bonaire, waar RoffaReefs kon gaan experimenteren door het innovatiefonds van het Wereldnatuurfonds, bracht Van Lopik zijn huiskamerideeën in de praktijk. „Het is misschien niet gek voor dierentuinmensen om in hokjes te denken”, zegt hij, „maar we moeten juist door die hokken héén om echt nieuwe dingen voor elkaar te krijgen.” Voor Van Lopik is niet alleen de wetenschap belangrijk, ook de natuur waarmee hij werkt. En de lokale – en sociale – omgeving die met die natuur in contact staat.
Zo zocht hij op Bonaire actief contact met lokale vissers. „Die worden door veel mensen, natuurbeschermers voorop, vaak gezien als schuldig aan het achteruitgaan van de natuur, omdat zij verantwoordelijk zouden zijn voor overbevissing”, zegt Van Lopik. „Terwijl zij er juist net zoveel belang bij hebben als wij dat de vispopulatie op peil blijft.”
De leden van visserijcoöperatie Piskabon werden een belangrijke partner van RoffaReefs. „Ze voelen zich door ons serieus genomen”, zegt Van Lopik. „Nu helpen ze ons. Zo vroegen we in welke maand ze bij het schoonmaken van bepaalde vissen eitjes in de buik tegenkwamen. Nu weten we – zonder dat dit ergens wetenschappelijk is vastgelegd – op welke specifieke momenten vissers beter een dagje vissen kunnen overslaan, om zo dat eerste leven meer kans te geven.”
Koraalbehoud – en natuurbehoud in bredere zin – is vaak gericht op een klein onderdeel, zegt Van Lopik, op hokjesdenken, „maar de sociale context waarbinnen die natuur bestaat, wordt vaak vergeten.” Met RoffaReefs hoopt hij juist die manier van denken verder te verspreiden. Voor Van Lopik is het simpel: meer vissen in zee betekent meer kans voor het rif én voor de vissers die er al eeuwen van leven. „Anders”, zegt hij, „blijft straks alleen nog het aquarium over om te laten zien hoe het ooit was.”
In het lab van het Oceanium worden eencellige algen gekweekt als voer voor plankton en schelpdieren, zoals oesters. Plankton wordt gebruikt om onder andere kwallen in mangroven, vislarven en koralen mee te voeren.
Foto Walter Herfst