De grootste schade aan de economische wereldorde was de afgelopen week niet af te meten aan dalende beurskoersen, de hoogte van importheffingen, oplopende rentes op staatsobligaties of verdampte miljarden. Het echte slachtoffer van Donald Trumps heffingenwaanzin is het vertrouwen. Alle zekerheden die de afgelopen decennia met veel pijn en moeite zijn opgebouwd, werden in krap twee weken tijd tenietgedaan. En in een wereld die in toenemende mate afhankelijk is geworden van voorspelbaarheid en orde, is chaos een slechte raadgever.
De Amerikaanse president gedijt juist bij chaos, zo lijkt het. Hij ziet het presidentschap van (voorlopig nog) het machtigste land ter wereld als een voortzetting van zijn ondernemerschap. Bluffen, schelden, armpje drukken, liegen, bedriegen: alles lijkt geoorloofd om als bovenliggende partij uit onderhandelingen te komen. Cynisch en amoreel als het over vastgoeddeals gaat, ronduit gevaarlijk als het over de internationale rechtsorde gaat.
De wereld heeft wel vaker voor hete vuren gestaan. De oliecrisis in de jaren zeventig, de ineenstorting van de Sovjet-Unie, de kredietcrisis van 2008 bijvoorbeeld, of de eurocrisis die daarop volgde. Meer recent staat de coronapandemie beleidsmakers nog helder voor de geest. Het grote verschil tussen toen en nu is dat bij die eerdere crises één ding als een paal boven water stond: de instituties die de afgelopen decennia gebouwd zijn om de orde in de wereld te bewaken, stonden klaar om de onrust te bezweren. Centrale banken, toezichthouders, overheden en supranationale instituten als het IMF en de Wereldbank stapten vaak gecoördineerd in om te dempen, bij te sturen en de ergste schade te voorkomen.
Economen spreken in dat verband graag over guidance: richting. In de mondiale economie kan één verkeerd woord, één domme maatregel of één fraudeur een keten van rampen ontketenen. Centrale bankiers bijvoorbeeld bedienen zich daarom al jaren van een volstrekt voorspelbaar vocabulaire, dat voor hun volgers compleet helder is. Niet alleen de besluiten doen ertoe, ook de garantie van de kalme en afgewogen taal die gesproken wordt, zorgt voor houvast en vertrouwen.
Dat instituties in de Verenigde Staten niet langer de dempende kracht zijn bij crises, maar de veroorzaker, belooft weinig goeds
Maar deze weken is alles anders. De mondiale vrijhandel die de wereld grotendeels kenmerkte vanaf het begin van de jaren negentig, wordt in snel tempo afgebroken door het land dat er de grootste drijfveer achter was. De Amerikaanse president Trump liet op 2 april een baaierd van invoerheffingen los op de rest van de wereld. De manier waarop dat gebeurde was chaotisch, soms op het irrationele af, en vooral: onvoorspelbaar. De heffingen tegen Canada waren eerder al een voorbeeld van willekeur: dan weer wel, toch maar niet, toch weer wel en daarna half.
Deze week werd het heffingenplan, vooral door onrust op de financiële markten, plotseling met negentig dagen opgeschort – behalve voor China. Dat leek een poging om enige rust terug te brengen op de beurzen, die ongekend negatief hadden gereageerd.
Maar onzekerheid laat zich niet zomaar wegnemen. Er is een element van onvoorspelbaarheid en willekeur gekropen in de Amerikaanse instituties die, zoals gezegd, voorheen juist een dempende rol speelden bij crises. Zeker nu die instituties lijken te worden gestuurd door de nukken van één man – of de laatste met wie hij een gesprek had.
Nog steeds is er een algemene Amerikaanse invoerheffing van tien procent voor alle andere landen. En een ‘pauze’ van negentig dagen doet weinig om de onzekerheid weg te nemen: het rekt de periode van onrust alleen maar op. Want de kans is levensgroot dat beleggers, ondernemingen, banken én consumenten nu gaan doen wat het meest voor de hand ligt: wachten. Wachten tot er eindelijk duidelijkheid is. Het sturen van goederen naar een handelspartner heeft weinig zin als de prijs ervan niet bekend is. Het neerzetten van een fabriek vergt een tijdshorizon van vele jaren, met voorspelbaar beleid.
Het ontbreken daarvan is even funest voor de bedrijvigheid en de welvaart als de invoerheffingen dat zelf zijn. Ook in 2008 en 2020 dreigde de wereldeconomie krakend tot stilstand te komen. Destijds was er het vangnet van geloofwaardige, professionele instituties: van nationale overheden met kundige ambtenaren tot centrale banken, tot internationale organisaties. Dat nu door het machtigste land in dat vangnet het mes wordt gezet, belooft weinig goeds. En vergt een extra verantwoordelijkheid en inspanning van landen waar de rede nog wél aanwezig is.