Tilda Swinton maakte een tentoonstelling over zichzelf in Amsterdam. ‘Het is héél persoonlijk geworden’

9 uren geleden 1

De afgelopen maanden kreeg de directeur van Eye Filmmuseum in Amsterdam steeds appjes. „O mijn god! Ik zag net Tilda Swinton in jullie restaurant?!” stuurde iemand bijvoorbeeld. Klopt, schreef ze dan terug. „Die is hier aan het werk.”

Op 28 september opent Ongoing, een tentoonstelling waarin Tilda Swinton reflecteert op haar inmiddels veertig jaar durende filmcarrière. Het is de eerste keer dat het museum, dat sinds 1946 bestaat, een tentoonstelling wijdt aan één acteur. Swinton zelf is de curator.

„Ik reis al meer dan een jaar op en neer naar Amsterdam”, zegt Swinton (64). „Ik heb mezelf een jaar vrijgeroosterd: ik maak geen films, want ik wil me zo veel mogelijk kunnen focussen op de tentoonstelling.” Ze zit op haar bed, thuis in de Schotse Hooglanden, met haar laptop op schoot – het gesprek vindt plaats via Zoom. Ze draagt een bril met een dik, zwart montuur en een donkerrode blouse, om een vinger zit een pleister in dezelfde kleur rood. Op de achtergrond is groen bloemenbehang te zien. „De tentoonstelling is heel, héél persoonlijk en intiem geworden. Het komt recht uit mijn hart.”

Ik begrijp dat u zich zelfs bemoeid heeft met de producten in de museumshop?

„Ja, zo werk ik. Ik wil met deze tentoonstelling een eigen wereld creëren en daar hoort de museumshop ook bij. Ik heb bijvoorbeeld merch ontwikkeld in samenwerking met Hades, een klein Schots merk van twee jonge vrouwen die prachtige gebreide kleren maken. Maar waar ik misschien wel de meeste energie in heb gestoken was de catalogus, waarvoor ik heb samengewerkt met [de beroemde Nederlandse boekontwerper] Irma Boom. Wát een voorrecht. Maar ook uitputtend. Het enige waar ik het maken van de catalogus mee kan vergelijken is verhuizen. Ik denk dat ik door álle foto’s ben gegaan die ooit van me gemaakt zijn. En maar keuzes, keuzes, keuzes maken.”

Toen Swinton vier jaar geleden benaderd werd door Sandra den Hamer, de toenmalige directeur van Eye, twijfelde ze. „Ik kon me er niets bij voorstellen. Ik kende dit soort tentoonstellingen alleen in de vorm van retrospectieven. En alleen maar terugkijken voelt voor mij als een verspilling van energie.” Toen bleek dat ze de tentoonstelling mocht invullen zoals ze wilde, en dus ook nieuw werk kon maken en laten maken, had ze wél interesse.

Hoe begon u?

„Ik stelde mezelf de vraag: wat is nou de batterij van mijn werkzame leven? Wat drijft me om al die films te maken? Het antwoord wist ik al snel: het samenwerken. Mijn werk draait niet om acteerskills – ik omschrijf mezelf nooit als acteur. Maar wel om lange, hechte relaties en vriendschappen. Met de mensen met wie ik creatief samenwerk heb ik gesprekken die maar door- en door- en doorgaan. Soms decennialang. Als mijn werk een boom is, dan zijn die conversaties de stam. De films die eruit voortkomen zijn slechts blaadjes. Bijzaak.”

Bij vrijwel alle films waarin u speelt bent u betrokken vanaf het eerste idee tot de laatste montageronde. Maakt u nóóit films met een kant-en-klaar script, waar u gewoon komt opdagen, een rol speelt en weer weggaat?

„Dat heb ik een paar keer gedaan. Dat noem ik mijn experimentele films. De grotere Hollywood-films die ik niet in samenwerking met filmmakers maak. Rollen waarvan ik weet: als ik nee zeg, dan vragen ze gewoon iemand anders. Ik wilde kijken of ik ook op die manier kan werken. De conclusie is dat ik er niet echt goed in ben. Nouja, ik kán het wel. Maar het is veel minder bevredigend voor me.”

Degene die haar liet kennismaken met een collectieve manier van werken was Derek Jarman, de Britse filmmaker die bekendstond om zijn experimentele arthousefilms. „Ik heb de eerste negen jaar van mijn werkzame leven aan zijn zijde gewerkt. Dus zo werken is een gewoonte geworden die diep, diep in me verankerd zit.” Ze leerde hem op haar 24ste kennen en ze maakten negen films samen. Ze waren onafscheidelijk tot hij in 1994 overleed aan aids.

‘Het voelt alsof we bij de ene film verdergaan waar we bij de vorige zijn gestopt’

Met Jarman maakte ze uitgesproken queerfilms in een tijd dat Margaret Thatcher Section 28 doorvoerde, een wet die het ‘promoten’ van homoseksualiteit verbood, wat inhield dat leraren op scholen homoseksuele relaties niet mochten bespreken en dat boeken met queer thema’s uit bibliotheken verbannen werden. In de tentoonstelling is een fragment te zien uit The Last of England (1987), waarin een grimmig toekomstbeeld wordt geschetst van hoe Engeland eruit zou zien als Thatcher nog lang aan de macht zou blijven, naast nooit eerder vertoonde homevideo’s van hen samen, een houten handspiegel die ze van Jarman kreeg, een sweatshirt van hem en twee schilderijen van zijn hand.

De eerste film waarin Swinton speelde was Caprice (1986), de afstudeerfilm van Joanna Hogg, met wie Swinton bevriend is sinds haar tiende. Tussen 2019 en 2022 brachten ze samen drie films uit over de band tussen moeders en dochters. „Het voelt alsof we bij de ene film verdergaan waar we bij de vorige zijn gestopt. Ik zie ons werk niet als losstaande projecten. Het zijn eerder hoofdstukken uit hetzelfde boek”, zegt Swinton. Voor de tentoonstelling liet ze levensgroot het Londense appartement nabouwen waarin Swinton in de jaren tachtig woonde en waar zij en Hogg veel tijd samen doorbrachten.

Chanel ontwierp dit ensemble voor Swinton, geïnspireerd op haar vaders militaire uniformen. Ze droeg het in januari bij de Golden Globes

Foto Chanel

Bregtje van der Haak, sinds april 2023 directeur van Eye, omschrijft Swintons manier van werken als radicaal. „Zeker in een tijdperk dat steeds meer wordt bepaald door individualisme en verdeeldheid. Je kunt haar niet-hiërarchische werkwijze zien als kritiek op het idee van de auteursfilm, waarin één geniale regisseur alles bepaalt. Ze is ervan overtuigd dat er pas iets bijzonders ontstaat als iedereen iets kan inbrengen in het proces.”

Swinton voegde bij het samenstellen van de tentoonstelling daad bij woord, zegt Van der Haak. „Ze wil gezamenlijk beslissingen nemen, ze wil dat iedereen gehoord wordt en luistert dan heel goed.” Het museumteam twijfelde over het model van het appartement. „Een ambitieus project dat het reizen van de tentoonstellingen naar andere steden ingewikkelder maakt. Toen hebben we het daar met elkaar over gehad: hoe belangrijk is het? Het moet er komen, was de conclusie. Maar het is absoluut niet zo dat zij dat erdoorheen drukt.”

Alle filmmakers die meewerken aan de tentoonstelling hebben speciaal nieuw werk gemaakt. Van Luca Guadagnino, met wie Swinton onder meer Io sono l’amore (2009) en A Bigger Splash (2015), maakte, is er een korte film en een sculptuur, allebei geïnspireerd door Swinton. Jim Jarmush – Broken Flowers (2005) en Only Lovers Left Alive (2013) – heeft beelden uit zombiefilm The Dead Don’t Die (2019), hun derde samen, opnieuw gemonteerd en voorzien van een nieuwe soundtrack. Pedro Almodóvar (The Room Next Door, 2024) laat de korte film die ze samen maakten, The Human Voice (2020), zien. Apichatpong Weerasethakul – Memoria, (2021) – filmde Swinton in haar huis en maakte daar een „meditatieve installatie” van.

‘In tijdschriften stonden nooit foto’s van mensen die op mij leken. Het waren de jaren tachtig, het tijdperk van zware make-up’

Allemaal komen ze naar Nederland; Swinton zal ze tijdens de tentoonstelling zelf interviewen in het museum. „Er ontbreken een paar belangrijke mensen in de tentoonstelling, dat heeft vooral te maken met hun drukke schema’s.” Bong Joon-ho en Wes Anderson, bijvoorbeeld, met wie ze meerdere keren samenwerkte.

Katherine Matilda Swinton werd in 1960 geboren in Londen in een aristocratische familie. Haar Schotse vader was generaal-majoor in het Britse leger, haar Australische moeder huisvrouw. Vanaf haar tiende werd ze naar verschillende kostscholen gestuurd. In interviews heeft ze dat vaak een „eenzame en isolerende ervaring” genoemd en geeft ze af op films als Harry Potter, die kostscholen „romantiseren”. In The Scots Magazine: „Kinderen hebben hun ouders en de liefde die ouders kunnen geven nodig.”

Na twee jaar vrijwilligerswerk in Zuid-Afrika ging ze sociale en politieke wetenschappen en Engelse literatuur studeren aan Cambridge. Ze was van plan dichter te worden, maar stopte als student met schrijven („Ik denk dat ik te veel moest lezen en geïntimideerd raakte”, zegt ze in de Eye-catalogus). Ze werd lid van de communistische partij, en later van de socialistische partij. Sinds de jaren tachtig zet ze zich in voor de Palestijnen. Ze was in oktober 2023 een van de eerste beroemdheden die zich, via een open brief, uitsprak tegen het geweld in Gaza.

Op Cambridge sloot ze zich aan bij de toneelclub en ook na haar studie speelde ze een paar jaar toneel. Pas echt enthousiast over acteren werd ze toen ze via-via Derek Jarman leerde kennen: „Het voelde als thuiskomen.” Na zijn dood en die van veel andere vrienden die aids hadden – 1994 woonde ze naast die van Jarman nog 42 andere begrafenissen bij – wilde ze weg uit Londen. Ze verhuisde naar Nairn, in de Schotse Hooglanden, waar haar vader werd geboren. Ze kreeg er een tweeling: Honor en Xavier Byrne, nu 27 jaar. Ze was veertien jaar samen met hun vader, de in 2023 overleden kunstenaar en toneelschrijver John Byrne, die twintig jaar ouder was. Sinds 2004 is ze met de achttien jaar jongere Duitse beeldend kunstenaar Sandro Kopp.

Swinton maakte ruim negentig films, variërend van obscure arthousefilms tot Hollywood-blockbusters als de The Chronicles of Narnia-reeks. Ze speelt net zo overtuigend een vampier (Only Lovers Left Alive), een tachtigplusser met levervlekken (The Grand Budapest Hotel) of de moeder van een getroubleerde zoon (We Need To Talk About Kevin). In 2007 won ze de Oscar voor beste actrice voor haar rol als meedogenloze zakenvrouw in Michael Clayton.

Swinton is lang (1.80 meter) en heeft een jongensachtige uitstraling die ze benadrukt met haar korte haar en weinige make-up. Dat androgyne inspireert niet alleen filmmakers, maar ook modeontwerpers en fotografen. In de film Orlando, waarmee ze in 1992 doorbrak bij het grotere publiek, speelt ze zowel een man als een vrouw. In 2010 was ze het gezicht van de vrouwen- én de mannenlijn van luxe wolmerk Pringle of Scotland. De Britse modeontwerper Bella Freud schreef onlangs op Instagram over de eerste keer dat ze haar ontmoette: „Tilda’s huid is eindeloos, wonderbaarlijk transparant. Het lijkt wel alsof je haar gedachten er doorheen kunt zien terwijl ze ze denkt.” Het Britse modeblad Dazed: „Haar vermogen om moeiteloos tussen androgyn, glamourous en volkomen buitenaards te switchen, maakt haar magnetisch.”

Orlando (1992)

Foto ANP
Foto ANP
Foto James Macka

Links Io sono l’amore (2009). Rechts Still uit een Super-8-film van Derek Jarman (1990), met Swinton in een veld met hazenklokjes

Swinton op de set van The Human Voice (2020), de korte film die ze met Pedro Almodóvar maakte

Foto Iglesias Mas/El Deseo D.A. S.L.U.

U heeft wel eens gezegd dat u in het begin van uw carrière het gevoel had dat er geen plek voor u was in de filmindustrie, omdat er niemand was die op u leek.

„Dat gold niet alleen voor films, in tijdschriften stonden ook nooit foto’s van mensen die op mij leken. Het waren de jaren tachtig, het tijdperk van zware make-up en heel, héél veel mascara. Ik zag nooit iemand die, zoals ik, geen oogmake-up droeg of zo’n bleke huid had. En al helemaal niemand had zulk kort geknipt haar als ik.

„Derek [Jarman] vroeg mij voor onze eerste film samen, Caravaggio, omdat hij vond dat ik leek op het meisje dat model had gestaan voor Maria Magadalena in Caravaggio’s schilderij Maddalena penitente. Dat model had ook rood haar [Swintons natuurlijke haarkleur] en droeg ook geen make-up. Dus ik heb het aan beeldende kunst te danken dat ik toch in film ben beland. De tijden zijn veranderd. Ik zie nu best veel bondgenoten rondlopen die eruit zien zoals ik.”

U wordt regelmatig omschreven als muze, heeft u daar ooit moeite mee gehad? De term refereert vaak aan een passieve rol.

Bij het woord passief schieten haar wenkbrauwen omhoog. Ze denkt even na. „Ja, toch wel. Er was een tijd dat ik in de war raakte van het woord muze. Ik hoorde het woord voor het eerst in relatie met mezelf toen ik met Derek Jarman begon te werken. In zijn films speelden vooral mannen. Ik had het idee dat mensen dat woord gebruikten omdat ik vaak het enige meisje was en ze ervan uitgingen dat mijn rol passief was. Ik heb negen jaar met hem gewerkt en ik denk dat het op een gegeven moment voor iedereen duidelijk was dat ik niet zomaar een passagier was die met hem meeliftte. Tegenwoordig heb ik geen moeite meer met die term, want ik weet wat mijn rol inhoudt. Ik vind het prima om zo genoemd te worden.”

Viktor & Rolf droegen najaar 2003 een hele collectie aan haar op. Swinton zelf opende de show als model. De 31 modellen die volgden zagen eruit als Tilda-klonen. Belg Raf Simons ontwierp haar garderobe voor de Luca Guadagnino-films Io sono l’amore en A Bigger Splash. Maar van niemand droeg ze de laatste jaren zoveel ontwerpen als van de Colombiaans-Franse ontwerper Haider Ackermann, bekend om zijn androgyne mode, met wie ze een innige vriendschap ontwikkelde.

Sinds 2023 is ze ambassadeur ‘arts & culture’ bij Chanel, wat inhoudt dat ze het Franse modehuis draagt op rode lopers, workshops geeft aan jonge kunstenaars en in de jury zit van Chanels kunstprijs. Eerder dit jaar droeg ze speciaal voor haar ontworpen Chanel-outfits geïnspireerd op de militaire uniformen van haar vader naar zowel de Golden Globes (ze was genomineerd voor Beste Actrice voor haar rol in The Room Next Door van Pedro Almodóvar) als de Berlinale, waar ze een oeuvreprijs in ontvangst nam. „Chanel neemt de rol van mecenas in de kunst steeds serieuzer”, zegt ze. „Wat ik ook fijn vind is dat ze begrijpen dat ik niet alleen met Chanel werk. Ze snappen dat mijn relatie met Haider Ackermann ook belangrijk is. Dat vind ik heel elegant.” Chanel sponsort ook de tentoonstelling in Eye.

‘Soms mopper ik weleens over al die kleren, omdat ze veel ruimte innemen hier in huis’

Voor de tentoonstelling in Eye ontwikkelde ze samen met modehistoricus en curator Olivier Saillard de performance The Biographical Wardrobe – hun zevende performance samen. „Een soort psychoanalyse aan de hand van mijn garderobe. Het laat de ontwikkeling van mijn interesse in kleren zien, je ziet een identiteitsbesef ontplooien. We beginnen bij het begin, met mijn doopjurk, die mijn overgrootmoeder in 1896 gemaakt heeft. Er zitten kleren in die ik gewoon elke dag draag, maar ook kostuums uit films en voor mij ontworpen kleren die ik op de rode loper heb gedragen. En de uniformen van mijn vader. Een paar maanden geleden ben ik samen met een paar enorme hutkoffers vol kleren op een schip van Schotland naar Amsterdam gevaren. De eerste dagen gaan we het als performance laten zien, daarna worden de kleren onderdeel van de tentoonstelling.”

Heeft u al die kleren al die jaren bewaard?

„Ja, ik bewaar álles. Toen ik in de jaren tachtig een keer heel erg blut was, heb ik een paar ontwerpen van Yohji Yamamoto verkocht en daar heb ik tot op de dag van vandaag spijt van. Soms mopper ik weleens over al die kleren, omdat ze veel ruimte innemen hier in huis. Maar het komt ook weleens van pas. In The Souvenir (2019) en The Souvenir: Part II (2021), die ik met Joanna Hogg heb gemaakt, speelt mijn dochter Honor mijn dochter en hebben we haar bijna helemaal aangekleed met kleren van mij uit de jaren tachtig.”

Tilda Swinton als haar vader

FOTO CASPER SEJERSEN

Wanneer begon u zich te uiten via kleding? De kostscholen waar u als tiener naartoe ging waren daar vast geen ideale plek voor.

„Nee, dat waren geen plekken voor experiment. Hoewel, iedereen die ooit op een school met een uniform heeft gezeten, weet dat er altijd een manier is om zo’n uniform net iets interessanter te maken. Ik herinner me alle verschillende manieren waarop mensen hun mouwen oprolden, hoe ze hun stropdas droegen, of wat ze met hun kraag deden. Ik ben dan ook niet tegen uniformen, ik denk niet dat ze iemands individualiteit inperken. Ik had drie broers, en tot mijn elfde droeg ik alleen maar jongenskleren, afdankertjes. En daarna ging ik naar die kostscholen. Wat mode betreft stond ik lang in de pauzestand. Ik begon pas te experimenteren toen ik een jaar of achttien, negentien was.

„Ik was wel altijd gefascineerd door kleding. Dat kwam vooral door militaire uniformen mijn vader. Mijn moeder zag er ook mooi uit, maar haar zijden jurken interesseerden me eigenlijk niet zo. Zijn uniformen vond ik geweldig, vol medailles, glimmende knopen en gouden tressen. Ik herinner me een fantastische zwarte broek met een rode streep aan de zijkant. Ik voel me nog altijd enorm aangetrokken tot uniform-achtige kleren, zeker bij mijn publieke optredens. Het heeft iets krachtigs en tijdloos. Ik voel me eigenlijk altijd op mijn best in een uniform.”

Met welk gevoel wilt u dat mensen de tentoonstelling straks verlaten?

„Wat ik echt geweldig zou vinden is dat bezoekers, en dan vooral mensen die nog aan het begin van hun carrière staan, naar buiten lopen en tegen hun vrienden zeggen: hé, dit kunnen wij ook. Ik wil dat ze denken: dit is simpel en bescheiden, niet exotisch of onhaalbaar. En het hoeft niet veel geld te kosten. Kijk nou naar The Last of England, een Super 8-film [filmformaat bedoeld voor amateurfilmers] die later is opgeblazen naar 35 mm [het formaat van een bioscoopfilm] en die nu, zo durf ik bescheiden te stellen, een klassieker is. Tegenwoordig kun je een hele film met je telefoon maken. Joanna en ik zijn nu ook iets met een telefoon aan het filmen. Cinema is veel laagdrempeliger dan mensen denken. Ik wil dat meer mensen film zien voor wat het kan zijn: een plek om samen te komen en mooie dingen te maken. Dat ze naar huis gaan en denken: aan de slag!”

In de catalogus schrijft u over uw carrière in termen als „life-sustaining happiness”.

„Ja, zo voelt dat echt. Dat ik in deze fase van mijn leven een museumshow krijg in een geweldig museum als Eye is fenomenaal. Ik zie mezelf na veertig jaar nog steeds niet als een professional. Het is nog steeds vallen en opstaan. Maar Eye verwelkomt me precies zoals ik ben: een ontzettende bevoorrechte en ontzettend gelukkige collaborator.”

Lees het hele artikel