Biologen dachten lange tijd dat volwassen bijen met het verkreukeldevleugelvirus of het zakbroedvirus geen symptomen vertoonden. Nu blijken beide virussen wel degelijk de vluchtsnelheid van de insecten te beïnvloeden.
Twee ogenschijnlijk onschuldige virusinfecties bij volwassen honingbijen blijken stiekem toch te knoeien met de vliegprestaties van de diertjes. Het ene virus laat ze sneller vliegen, terwijl het andere juist op de rem trapt.
Honingbijen hebben voortdurend te maken met infecties door schimmels, bacteriën, mijten en virussen. Sommige daarvan kunnen hele kolonies wegvagen. Maar niet alle ziekteverwekkers zijn even destructief. Neem het verkreukeldevleugelvirus (deformed wing virus, of DWV) en het zakbroedvirus (sacbrood virus, of SBV). Als een bij dit virus vroeg in de ontwikkeling oploopt, ontstaan er dodelijke symptomen: respectievelijk misvormde vleugels en larven vol met vloeistof gevulde zakjes. Volwassenen bij met deze virussen worden daarentegen meestal als asymptomatisch beschouwd – ook al hangen de virussen wel degelijk samen met een hogere sterfte en een kleinere koloniegrootte. Viroloog Michelle Flenniken van de Staatsuniversiteit van Montana in de VS vroeg zich daarom af of de virussen niet toch schadelijker zijn dan gedacht.

LEES OOK
‘Het medisch dossier van een dino is rijkgevuld’
Een hongerig zeereptiel verscheurt een soortgenoot. Een kudde triceratopsen verdrinkt in een wilde rivier. Een kleine langnekdino dribbelt driftig om ...
Rondvlucht
Flennikens team onderzocht de vliegprestaties van bijen die ze besmetten met DWV of SBV. Drie dagen na de virusinfectie bevestigden de onderzoekers de bijen aan de arm van een klein toestel dat hen in een cirkel liet vliegen. In totaal maakten 240 bijen zo’n rondvlucht, terwijl het team de snelheid, duur en afstand van hun vluchten mat.
De virologen ontdekten dat met DWV besmette bijen langzamer vlogen dan gezonde bijen. Het team schat dat bijen met hoge DWV-waarden in dezelfde tijd 49 procent kortere afstanden afleggen dan bijen zonder het virus.
Voor bijen die besmet waren met SBV, gold het tegengestelde: die vlogen juist sneller. De SBV-bijen kwamen daardoor zo’n 53 procent verder dan hun gezonde soortgenoten. ‘Wel zijn SBV-infecties alsnog schadelijk voor de gezondheid van de kolonie, omdat dit virus larven doodt’, zegt Flenniken.
Sluipende infecties
Biologen krijgen steeds meer zicht op de vreemde en subtiele effecten van sluipende virusinfecties op honingbijen. Van andere ziekteverwekkers is al bekend dat ze het gedrag van de dieren beïnvloeden. Zo kan het Kakugo-virus – een subvariant van DWV – honingbijen agressiever maken, zegt moleculair viroloog Eugene Ryabov van het James Hutton-instituut in het Verenigd Koninkrijk, die niet bij het onderzoek betrokken was.
‘Het is verrassend dat DWV en SBV, die nauw verwant zijn en beide tot de virusfamilie Iflaviridae behoren, zo’n tegengestelde invloed hebben op het vliegvermogen van honingbijen’, voegt Ryabov toe.
Als het vliegen en het vermogen van honingbijen om nectar te verzamelen verstoord raakt, wordt het voor de dieren moeilijker om zichzelf te voeden. Ook kunnen virussen zoals DWV de bestuivingsrelaties van de insecten met nabijgelegen planten saboteren. Als de honingbijen zich niet goed voelen, kan het hele ecosysteem daaronder lijden.