Wetenschappers maken zich grote zorgen over hoe dieren wereldwijd met de opwarming van de aarde omgaan. Of ze het überhaupt overleven. Één uitgestorven roofdier biedt hoop.
Dat is de Dissacus praenuntius. Deze alleseter leefde zo’n 56 miljoen jaar geleden ten tijde van het Paleoceen-Eoceen Thermisch Maximum (PETM), een periode waarin de aarde in korte tijd hevig opwarmde. Toen het vlees op was, besloot het wolfachtige beest over te stappen op botten.
Dat blijkt uit een recente studie van Rutgers University, waarin fossiele tanden zijn bestudeerd. Het kan helpen voorspellen hoe hedendaagse dieren mogelijk reageren op de huidige opwarming van de aarde.
Dezelfde patronen
“Wat er tijdens het PETM gebeurde, lijkt sterk op wat we nu zien en wat ons nog te wachten staat”, vertelt onderzoeksleider Andrew Schwartz. “We zien dezelfde patronen: de CO2-niveaus stijgen, de temperaturen liggen hoger en ecosystemen raken verstoord.”
Voor zijn onderzoek gebruikte hij een analysetechniek waarmee hij microscopisch kleine putjes en krasjes op fossiele tanden kon onderzoeken. Deze sporen geven inzicht in wat het dier in de laatste weken van zijn leven gegeten heeft.
De uitgestorven alleseter was ongeveer zo groot als een jakhals of coyote en at waarschijnlijk een combinatie van vlees, fruit en insecten. “Hij leek oppervlakkig gezien op een wolf maar dan met een opvallend grote kop”, aldus Schwartz, die het beest omschrijft als “een superraar zoogdier”. “Zijn tanden leken een beetje op die van een hyena. Maar hij had kleine hoefjes op elke teen.”
Taai vlees
Vóór de periode van de opwarming at Dissacus vooral taai vlees, vergelijkbaar met het dieet van een modern jachtluipaard. Maar tijdens en na deze warme periode vertoonden de tanden sporen van het kauwen op hardere materialen, zoals botten. “De slijtagepatronen leken meer op die van leeuwen en hyena’s”, legt Schwartz uit. “Dat wijst erop dat ze breekbaardere voedingsmiddelen aten, waarschijnlijk botten, omdat hun gebruikelijke prooidieren kleiner of minder beschikbaar waren.”
Deze verandering in dieet ging gepaard met een lichte afname in lichaamsgrootte, waarschijnlijk door voedselgebrek. Eerdere theorieën schreven het krimpen van dieren toe aan hogere temperaturen, maar dit onderzoek maakt duidelijk dat schaarste aan voedsel een grotere rol speelde.
Flexibiliteit
De periode van snelle opwarming duurde zo’n 200.000 jaar, maar de veranderingen die dit teweegbracht waren snel en ingrijpend. Volgens Schwartz kunnen we van dergelijke studies uit het verleden waardevolle lessen leren voor het heden en de toekomst. “Een van de beste manieren om te weten wat er in de toekomst gaat gebeuren, is terugkijken naar het verleden”, vindt hij. “Hoe veranderden dieren? Hoe reageerden ecosystemen?”
De bevindingen onderstrepen ook het belang van flexibiliteit wat betreft voedsel, aldus de onderzoeker. Dieren die een breed scala aan voedsel kunnen eten, hebben meer kans om te overleven in tijden van ecologische stress. “Op korte termijn is het geweldig om ergens de beste in te zijn”, stelt hij. “Maar op lange termijn is dat riskant. Generalisten, dieren die veel verschillende dingen goed kunnen, hebben een grotere kans om te overleven als het milieu verandert.”
Panda’s krijgen het moeilijk
Dat inzicht kan helpen inschatten welke diersoorten het kwetsbaarst zijn. Dieren met een eenzijdig dieet, zoals panda’s, kunnen het moeilijk krijgen als hun leefgebied krimpt. Soorten die zich makkelijker aanpassen, zoals jakhalzen of wasberen, zullen het beter doen. “Dat zien we nu al gebeuren”, zegt Schwartz. “In mijn eerdere onderzoek begon de jakhals in Afrika steeds meer botten en insecten te eten, waarschijnlijk door verlies van leefgebied en klimaatstress.”
Ook Dissacus stierf uit
Het is gek om je te bedenken dat de aarde zich nu ook, net als vele miljoenen jaren geleden, in een periode van snelle opwarming bevindt en nog wel door ons eigen toedoen. We weten wat voor grote veranderingen in ecosystemen dit destijds veroorzaakte en er is weinig reden om aan te nemen dat het nu anders zal gaan. We zullen ons moeten voorbereiden op dezelfde verstoring van voedselketens, waardoor dieren zich moeten aanpassen of zullen uitsterven.
Want zelfs de veelzijdige Dissacus, die het zo’n 15 miljoen jaar volhield, legde het loodje. Vermoedelijk door veranderingen in zijn omgeving die hem uiteindelijk toch fataal werden en de concurrentie van andere dieren.